Twitter Facebook Gastenboek

Lieneke Dijkzeul

Wat overblijft is het vijfde boek van Lieneke Dijkzeul met Paul Vegter in een hoofdrol. Een interview en.... we verloten vijf exemplaren.

“Uiteindelijk schrijf ik voor mezelf, en nog altijd word ik daar mateloos gelukkig van”

Interview: Ine Jacet

De titel van je vijfde boek met Paul Vegter in een hoofdrol luidt: ‘Wat overblijft’. Ik vind het een prachtige titel. Zou je de keuze voor juist deze titel willen toelichten?

De titel kwam – zoals gewoonlijk – pas boven nadat het boek af was. Je vertelt een verhaal, maar in mijn geval komt dat niet heel gestructureerd tot stand. Er is op voorhand hooguit sprake van een summiere plot. Ik weet waar ik naartoe wil, ik weet hoe het boek moet eindigen, zelfs schrijf ik dikwijls al het slot voordat ik aan het verhaal begin, maar van wat er onderweg allemaal gebeurt heb ik nog geen notie. Het is het avontuur van het schrijven; je verrast jezelf. Maar het kan ook betekenen dat het zwaartepunt zich verlegt. Dat is een gevaarlijke uitspraak; als schrijver zou je moeten weten wat je precies wilt vertellen. Toch kan het zo zijn dat het ook jou pas na afloop duidelijk wordt.
Wat betreft dit boek: ik wilde laten zien hoe machteloos iemand zich kan voelen die een totaal nieuwe wereld betreedt maar zich die nooit helemaal eigen kan maken als gevolg van verschillen in achtergrond, opvoeding, opvattingen. Het leven kan je in de tang nemen zonder dat je in staat bent de omstandigheden te veranderen, een dead end.
Toen het boek af was, bleek dat het feitelijk de zoon is die, ongewild en onbewust, zijn moeder in een wurggreep houdt, en dat haar onwankelbare trouw maakt dat ze zich daaruit niet bevrijdt, dat haar gevoel van verantwoordelijkheid zo groot is dat ze tot alles bereid is om hem te beschermen. Je kunt veel verliezen, maar wat overblijft is altijd die beschermende liefde. En als je er over nadenkt, is dat niet gering.

In Koude lente kwam een verwaarloosd kind voor. In Wat overblijft is Keja een belangrijk personage. Hij is autistisch en doof. Vind je het belangrijk juist te schrijven over kinderen/jeugdigen die het niet getroffen hebben in het leven?

Het is geen uitgangspunt. Maar als het verhaal zich ertoe leent, een kind behoeft, vind ik het heerlijk om dat neer te zetten. De opvatting is dat je jeugd de mooiste tijd van je leven is. Ik waag dat te betwijfelen, al kan die mening gekleurd zijn door mijn eigen jeugd. Er wordt over je beslist, je bent toeschouwer in een wereld die je nog niet kunt doorgronden, je hebt nergens greep op. Met andere woorden: je bent kwetsbaar, en je wordt gekwetst. Volwassenen herinneren zich gebeurtenissen uit hun jeugd, maar zijn dikwijls huiverig om terug te denken aan de bijbehorende gevoelens. Voor mij zijn juist die van belang als je een zuiver beeld wilt hebben en inzicht in waarom je bent wie je bent. In die zin is Asli’s jeugd in dit boek in feite belangrijker dan die van Keja.

Heeft dit misschien te maken met het feit dat je ook jeugdboeken schrijft? 

Verloting

De inzendtermijn is inmiddels gesloten. De winnaars zijn bekend.

W. van Doornik
Amersfoort


A.J. Bakema
Leeuwarden

T. de Groot
Kollumerzwaag

L. Hilgers
Vlijmen

G. Mulder
Breda

Ik schrijf nauwelijks nog jeugdboeken, behalve voor kleuters, juist omdat zij nog zo onbedorven zijn. Misschien ben ik klaar met wat ik wilde vertellen. Maar jeugdboeken schreef ik vanuit die gedachte. Het is je jeugd die je vormt, meer dan welke periode daarna ook. Kinderen zijn huiveringwekkend kneedbaar.

Vegter denkt na over Keja. Zijn uitspraak : ‘Misschien deed je de jongen meer recht wanneer je hem zag als iemand met een ziel waaraan een scherfje ontbrak.’  Mooie uitspraak. Zou je hem willen toelichten? 

Ik ben atheïst, maar ik vind het een mooie gedachte om uit te gaan van een lichaam, een geest en een ziel. Voor mij is de ziel het gevoelscentrum, datgene wat ons onderscheidt van dieren, en van waaruit je reageert en handelt, gesteund door de geest, die daar logica en structuur in kan aanbrengen. Mist de scherf ‘empathie’, dan ben je, buiten jouw schuld, een incompleet mens.

Asli, de moeder van Keja, zegt: ‘Keja is een duur kind.’ Wat vind je van de huidige samenleving in relatie tot dergelijke kinderen?

Het is verleidelijk om in deze verkiezingstijd een politieke tirade te gaan afsteken, kijkend naar abjecte partijen als de VVD en de PVV, die respectievelijk mensen met een ‘vlekje’ dan wel nieuwkomers willen buitensluiten. De VVD vanuit het standpunt ‘ieder voor zich en God voor ons allen’, de PVV uit pure xenofobie. Maar daar is dit interview niet voor bedoeld.
Anderzijds: in zekere zin boffen kinderen als Keja in deze tijd, vooropgesteld dat ze worden geboren in het rijke Westen. Honderd jaar geleden waren ze verschoppelingen, en niemand behalve hun ouders bekreunde zich daar om. Verschoppelingen zijn ze feitelijk nog steeds, omdat ze niet als volwaardig worden beschouwd, maar in elk geval hoeven ze niet meer te creperen.

Keja is dus autistisch. Kun je vertellen welk type research je hebt gedaan om hem te portretteren zoals hij is?

Ik ken autisten, en ze boeien me bovenmate. Het vergt behendigheid en inlevingsvermogen om je in hun geest en logica te verplaatsen. Daarnaast heb ik vakliteratuur gelezen over kinderen die zowel autistisch als doof zijn om me een beeld te vormen van de enorme implicaties, ook in praktisch opzicht, van zo’n zeldzame, dubbele handicap. Daarbij vond ik ook voorbeelden van hoe zulke kinderen zich gedragen, en ik besefte hoe moeilijk het zou worden om Keja tot een persoon te maken, aangezien hij spreekt noch hoort en een afkeer heeft van contact. Een film geeft daarvoor veel meer mogelijkheden dan een boek. Niettemin hoop ik dat hij, in de weinige scènes waarin hij voorkomt, toch een overtuigend personage is geworden.

De moeder van Keja heet Asli Verkallen, ze is van Somalische afkomst. Zou je ook bij haar kunnen vertellen welk type research je hebt verricht om haar als een geloofwaardige Somalische te kunnen schetsen?  

Acht jaar geleden schreef ik Aan de bal, een jeugdboek over een Afrikaanse jongen die de kans krijgt zich als voetballer een betere toekomst te scheppen, en dat niet alleen voor hem, maar ook voor de ‘grootfamilie’, oftewel tot de laatste achterneef aan toe, zoals dat in veel Afrikaanse landen van je wordt verwacht. Daarvoor heb ik destijds grondig research gedaan die me nu goed van pas kwam, want voor dat boek werd ik geconfronteerd met dezelfde zaken als die zich nu voordeden bij Wat overblijft. Daarnaast moet je dan kleurende details verzamelen betreffende bijvoorbeeld voedsel, zegswijzen en namen, wat een genoegen was, want Afrika is een fascinerend werelddeel.

In een eerder interview zei je: ‘Paul Vegter bevalt me zeer’. Hoe gaat het tussen jou en Paul anno 2012?

Hij is nog steeds een man naar mijn hart, en wij zijn nog altijd zeer op elkaar gesteld. Gelukkig ontdooit hij inmiddels enigszins. Dat kan nu omdat de scherpe kantjes van zijn rouw na twee jaar wat zijn afgesleten, zodat er meer ruimte is voor begrip ten opzichte van anderen. Hij blijft impulsief en onhandig, dat is nu eenmaal zijn karakter, maar daarnaast is hij fijngevoelig, wat mij de gelegenheid biedt nuances te belichten die anders misschien verloren zouden gaan. Het is ook prettig dat hij gevoel voor humor heeft en, net als ik, houdt van klassieke muziek en literatuur, zodat ik met behulp daarvan zijn gevoelens kan beschrijven. Wij hebben, kortom, nog niet genoeg van elkaar.

Het valt me op dat in je boeken nauwelijks echte slechteriken voorkomen. Het zijn vaak mensen met hun goede en minder goede kanten. Schets je bewust dergelijke ‘genuanceerde’ personages? Wil je dit toelichten?

Pure slechteriken zijn niet interessant om over te schrijven, omdat ze voorspelbaar zijn. Ik begrijp ook niets van films waarin het uitsluitend gaat om het geweld. Gaap. Maar buiten dat: ik geloof dat mensen niet als slechterik worden geboren. Dat geloof heb ik ook hard nodig in een wereld die een Poetin, een Saddam Hussein en een Assad toestaat, maar het perspectief, een leven zonder illusies, is afschrikwekkend. Ik blijf er dus noodgedwongen van overtuigd dat mensen – door welke oorzaak dan ook – worden misvormd, waardoor ze komen tot daden die ze zich misschien nooit hadden kunnen voorstellen. Natuurlijk hadden ze andere keuzes kunnen maken, maar kennelijk zagen zij de mogelijkheid daartoe niet, of lieten ze die niet prevaleren, stonden ze hun brein toe hen te misleiden. Dat intrigeert me.

Naar een recensie van Wat overblijft

Naar een eerder interview met Lieneke Dijkzeul

En nog een interview

Misdaadromans hebben – zoals bekend - een hoge omloopsnelheid.
Je zegt van jezelf in een interview dat je een schrijfster bent die wikt en weegt. Citaat: Soms bekruipt me de gedachte dat veel lezers vooral haastig onderweg zijn naar het volgende boek, te weinig tijd nemen om te herkauwen. Al zal dat voor mij nooit een reden zijn me het genoegen van het wikken en wegen te ontzeggen.
Denk je dat dit – anno 2012- voor veel cultuuruitingen geldt?  

Dat denk ik zeker, helaas. We jakkeren van het ene vermaak naar het andere, gunnen onszelf amper tijd om te contempleren, laat staan om te beseffen hoeveel liefde, energie en tijd er in alle vormen van cultuur wordt gestoken. Ik denk dat veel mensen zich niet realiseren dat cultuur, en daarmee schoonheid, een geschenk is. Maar voor mij is dat geen reden tot moedeloosheid: uiteindelijk schrijf ik voor mezelf, en nog altijd word ik daar mateloos gelukkig van.