Snelle loner
Londersele schrijft over een
loner. De loner heet Vereecken. Hij ging zonder boe of ba weg bij
de Gentse politie, woont alleen met zijn dochter, heeft sinds kort
een nieuwe vriendin en komt aan de kost als privé-detective.
Hij denkt en gedraagt zich vierkant en het lijkt als Londersele
zijn schrijfstijl daarop aanpast. Niet dat Londersele slecht schrijft,
integendeel, de man was niet voor niets stadsdichter van Gent. Maar
zijn verhaal verloopt zo rechttoe rechtaan, zo zonder enige nuance,
dat je na 207 gejaagde pagina’s denkt: ‘was dit het
nu?’ en als variatie ‘wat was dit nu?’.
Het boek start met twee verhaallijnen.
Vereeckens ex-partner De Wilde is neergeschoten en ligt met een
kogel in zijn hoofd in coma. Naast zijn bed zit De Wildes vriendin
waar Vereecken op slag van begint te kwijlen. Vereeckens eigen vriendin
verwijt hem op pagina 59: “Jij denkt alleen aan jezelf, aan
je gratis etentje en je gratis neukje.” Ongeacht dat idiote
woordje, weet ze niet half hoe dicht ze bij de waarheid zit. In
elk geval: Vereecken belooft de moeder van zijn ex-partner om haar
zoon te wreken. Daarnaast krijgt een boekhouder vreemde brieven
in zijn bus. Ze irriteren hem en hij wil dat Vereecken uitzoekt
wat ze betekenen. Al snel komen de twee verhaallijnen bij elkaar.Vereecken
verliest nergens tijd.
Al wat hij doet, mondt onmiddellijk
uit in resultaat. Halverwege vergast Londersele de lezer op de wonderbaarlijke
genezing van De Wilde. Je zou het niet geloven als Londersele op
de laatste pagina Dr. Georges Otte, neuroloog-psychiater, niet zou
bedanken voor zijn deskundige advies. Het zal dan wel kunnen, zeker?
Bijna ‘eind goed, al goed’ maar niet helemaal.Kortom.
Het laatste lijk is een wat vreemd en bevreemdend boek. Het is zo
geschreven dat je er in recordtempo doorheen vliegt. Daarna zit
je beduusd te kijken. Het ging te snel.
|