WeblogMail Gastenboek

 

Columns

Door: Martin Jansen in de Wal

Martin Jansen in de Wal, 28 maart 2009

Ode aan de kleine boekhandelaar

Het was een boekwinkeltje van niks. Het zou hier gemakkelijk in huis passen, en zo groot woon ik niet. Driekwart van de ruimte werd in beslag genomen door kranten, tijdschriften, wenskaarten, een klein assortiment kantoorartikelen en een tafel met... tja, hoe noem je dat... zelfhulp-, tuin- en hobbyboeken? Wat restte waren een tafel met literatuur en een kleinere met misdaadromans, plus een tiental planken aan de muur, ook met literatuur en misdaadromans. Dat was alles. Kortom, geen groots assortiment.

De eigenaar van het winkeltje werd ‘Pruikje’ genoemd, omdat hij een toupetje had. Dat had ik natuurlijk ook wel gezien maar het deed niet ter zake, want ik zag hem in de eerste plaats als ‘heer’. Een heer van stand zelfs, zoals hij praatte en zoals hij me van elk boek waar ik belangstelling voor toonde, iets kon vertellen.
Het winkeltje bevond zich op loopafstand van mijn huis en ik liep er elke week wel een paar keer binnen. Het assortiment was dan wel klein, maar alles kon worden besteld, wat maar twee, hooguit drie dagen duurde, dus deed ik dat. De boekhandelaar had me inmiddels herkend als liefhebber en er ontstond een zeker contact, hoewel heel behoedzaam en gereserveerd.
Dat veranderde toen ik in 1993 mijn allereerste vertaalopdracht had binnengehaald. Ik had woordenboeken nodig, diverse en flink dure, die ik natuurlijk ook bij hem bestelde. Hij vond het fantastisch, en niet alleen vanwege de omzet. Vanaf dat moment waren we immers een soort collega’s, of vakgenoten. Elke keer als ik in zijn winkeltje kwam moest ik alles vertellen over hoe ver ik was en of het allemaal wel lukte.
Enkele maanden later, toen ik er binnenkwam, zei hij: ‘Kijk, het boek is er.’ Trots als een pauw wees hij naar de tafel met misdaadromans, waar, keurig in het midden, mijn allereerste vertaling lag. Ik deed wat ik in de jaren daarna hardnekkig zou blijven doen: ik pakte het boek op, bladerde naar bladzijde 4 en keek of mijn naam erin stond. Ja hoor, hij stond er, en nog goed gespeld ook. Stompzinnig, wat ik had allang vier exemplaren van het boek thuis liggen, allemaal met goed gespelde namen. Maar toch, je kon nooit weten...

In de tien jaar daarna bleef ik mijn boeken in het winkeltje kopen en informeerde de heer elke keer beleefd hoe het me verging. De auteursnamen Grisham, Ludlum en Connelly dwongen bij hem een langgerekt ‘zo zo’ van respect af. ‘U timmert flink aan de weg,’ zei hij dan.
Daarna kwam de klad erin. Er gebeurden in korte tijd veel dingen tegelijk. Ik ging verhuizen en mijn fiets werd gepikt. Ik kreeg meer en meer last van mijn rug en tegelijkertijd ontdekte ik het grote gemak van boeken kopen op het internet. Ik bezweek voor die verleiding en zocht mijn boekenvriend nog maar af en toe op. In dezelfde periode werd er twee keer ’s nachts bij hem ingebroken. De eerste keer toen hij het me meldde, was hij nog steeds aangeslagen, hoewel de inbraak weken daarvoor had plaatsgevonden. Er viel niets te halen. De kassa was leeg geweest en omdat inbrekers zelden boekenliefhebbers zijn, was er eigenlijk ook niets meegenomen. Maar ze hadden wel alle planken met boeken van de muur getrokken en een enorme ravage aangericht. Het had hem meer dan een week gekost om alles op te ruimen. Het gezicht van de heer stond gepijnigd toen hij het me vertelde. Ik had met hem te doen.
De tweede inbraak werd hem funest. Nee, er overkwam hem niets, maar er gebeurde iets wat bijna even erg was: hij had er genoeg van en gaf het op. Ik hoorde het van een vriend van me, die in de buurt van het winkeltje woonde en er elke dag zijn krant kocht. ‘Pruikje is weg,’ zei hij, en hij legde uit waarom.
Het maakte me weemoedig en ook een beetje boos. Weer een stuk verleden verdwenen. Zoals het huis waar je vroeger hbt gewoond en dat is afgebroken, zodat je er nooit meer naar kunt kijken. Het enige wat rest zijn je herinneringen. Maar ik zal hem niet vergeten; hij was belangrijk genoeg om dit verhaaltje over hem te schrijven.
Ik hoop dat het je goed gaat, heer Pruikje.