De wereld achter het spannende boek. Een nieuwe rubriek. Martin Jansen in de Wal over vertalen. |
Feiten: naam: Martin Jansen in de Wal Liever een goede vertaler dan een middelmatig auteur Door: Ine Jacet Waren dat allemaal misdaadromans? Ja, met uitzondering van één non-fictieboek over seriemoordenaars, met foto’s van de daders en de slachtoffers, wat het ineens een heel andere lading geeft. Ik kan me herinneren dat ik in de periode dat ik eraan werkte, najaar en winter 1995, niet altijd even vrolijk was. Heb je een opleiding genoten of ben je autodidact? Als je de opleiding Tolk/Vertaler bedoelt, nee, dus eigenlijk ben ik autodidact. Ik was copywriter en ben via diverse omwegen terechtgekomen op de plek waar ik altijd heb willen zijn, bij de boeken, en in het bijzonder: de misdaadroman. Ik was toen wel al twintig jaar met schrijven bezig, hoewel in heel andere disciplines. Heb je altijd werk? Gelukkig wel. Ik werk voor verschillende uitgeverijen en het gebeurt zelden dat ik niet met een boek bezig ben. Men mag denken dat ik een soort workaholic ben, maar als ik ’s ochtends niet achter mijn bureau kan gaan zitten en minstens tot het middaguur kan werken, ben ik de hele dag van slag, ontredderd. Ja, lach er maar om, maar het is waar. Continuïteit is belangrijk, om diverse redenen. Ten eerste omdat het verhaal van het boek dat ik aan het vertalen bent in mijn hoofd gaat zitten, de details - hoe heb ik dit gedaan, was dat belangrijk, of niet echt? - en als ik een week vrij zou nemen, zou ik weer een paar dagen nodig hebben om ‘op stoom’ te komen. Ten tweede moet je, als je van boeken vertalen wilt leven, een flinke productie draaien. Welke boeken vertaal je het liefst en welke niet? Het liefst vertaal ik boeken die ik zelf graag zou lezen: de betere detective en de politieroman, hard-boiled of met humor, liefst met allebei, of psychologische thrillers met goed uitgewerkte personages en een hoop suspense. En ik ben gek op rechtbankscènes en verhoren, of dialogen in het algemeen, om ze zo natuurlijk mogelijk te laten klinken. Ik spreek ze ook altijd hardop uit voordat ik ze opschrijf en vraag me dan af: zou iemand dit zo zeggen? Wanneer heb je een goede dag als vertaler? Gelukkig heb ik heel vaak goede dagen als vertaler. Als ik een goede opdracht aangeboden krijg, van een bekende auteur of een veelbelovende debutant, of als ik een Engelstalige grap of woordspeling in het Nederlands weet om te zetten en hij is nog steeds even leuk. Is het geen eenzaam beroep? Misschien wel. Je moet een beetje een kluizenaarstype zijn, denk ik, en dat ben ik ook, weet ik inmiddels. We hoeven daar niet dramatisch over te doen, alleen zijn is namelijk helemaal niet zielig. Voor mij in ieder geval niet; ik vermaak me prima. Dat had ik als kind al; als je mij met een vel papier en een kleurdoos aan tafel parkeerde, had je de hele dag geen kind meer aan me. Net als toen vind ik het nu gewoon heerlijk om me dagelijks met taal bezig te houden, het geschreven woord van een ander in goed leesbaar Nederlands om te zetten en daarbij de stijl van de auteur te respecteren. Willen vertalers diep in hun hart niet liever schrijver zijn? Ik niet, nu niet meer in ieder geval. Ik ben liever een goede vertaler dan een middelmatig schrijver. Ik hoef niet in de spotlights, hoef mijn naam niet zo nodig op de cover; met bladzijde 4 ben ik dik tevreden. Vroeger, toen ik begin twintig was, wilde ik schrijver worden, was ook vastbesloten dat ik het zou worden. Ik was vreselijk naïef en dacht: je schrijft een serie verhalen of een roman, stuurt alles op naar een uitgever, die er een boek van maakt, en dan ben je schrijver. Simpeler kan het niet. Nou, dertig tot veertig negatieve reacties later, die me een vermogen aan fotokopieën, enveloppen en porto hadden gekost, wist ik wel beter. Lees je zelf nog wel eens een boek? Nu weer wel, gelukkig. Er is een periode geweest dat ik door geen boek heen kwam. Dat heeft bijna twee jaar geduurd. Ik las overal buitenlandse teksten doorheen en lette alleen nog maar op zinsbouw; gek werd ik ervan. Onbevangen lezen was er niet meer bij. Toen dacht ik: ga dan iets lezen wat níét vertaald is. En zo is het dankzij Felix Thijssen, Gerben Hellinga, Willem Elsschot en A.F.Th weer goed gekomen, want nu lees ik gewoon weer alles. |