start | boeken | auteur | links | Naar andere thrillersites    
 

'Verdoemd', het vijfde boek van Patrick de Bruyn verscheen in maart 2006. Tijd voor een interview. Voor meer informatie over de auteur en zijn werk zie: auteur en boeken

U schrijft spannende boeken. Welk label zou u uw boeken het liefst meegeven. Thriller, misdaadroman, literaire misdaadroman, spannende roman, psychologische misdaadroman of roman?

Thriller, vond ik vroeger niet slecht. Alleen, die term is aan zoveel inflatie onderhevig geweest dat de naam vandaag eigenlijk staat voor een bonte mengelmoes van genres. Soms, jammer genoeg, zelfs van bedenkelijke kwaliteit. Ik zou er liefst helemaal niets op zien. De cover, de titel en de flaptekst moeten veel duidelijk maken. En als ik even aanstellerig mag zijn: ik zou nog liefst hebben dat mijn naam op een boek geassocieerd wordt met een goed, spannend verhaal.

In hoeverre vindt u karakterontwikkeling belangrijk in uw boeken? Hoe ziet u de verhouding tussen spanning en karakterontwikkeling?

Vindt u het verslag van een gijzeling op het tv-journaal spannend? Neem nu het gijzelingsdrama in de Russische school in Beslan? Vreselijk veel dode kinderen, maar het raakte me niet langer dan het beeldverslag duurde. Waarom niet? Omdat ik geen van die kinderen kende.
Spanning komt vanzelf als je sterk getekende karakters in een dramatische situatie brengt. De lezer moet sympathie of antipathie voelen. Meeleven! Kortom, je moet levende mensen creëren.

In hoeverre hebt u een boek in uw hoofd zitten als u begint aan een nieuw verhaal?

Ik weet vooraf wat ik wil zeggen. Noem het alstublieft geen boodschap, eerder een thema. In 'Verdoemd' bijvoorbeeld wilde ik een thema als normvervaging aankaarten. Hoe kun je als volwassene je minderjarige kinderen respect leren hebben voor de wetten en regeltjes die het samenleven mogelijk maken, als je iedere dag in de media hoort hoe die met het grootste gemak met de voeten worden getreden of belachelijk worden gemaakt?
Zodra het thema vastligt, trek ik een aantal krijtlijnen waarbinnen het verhaal zich moet afspelen. En dan verzin ik de personages die ik nodig denk te hebben om dat verhaal verteld te krijgen. Ik weet waar ik heen wil. Dat wil niet zeggen dat ik het einde al ken, maar wel de richting waarin het verhaal zal evolueren.

In uw boeken schrijft u over gewone mensen die op het noodlot stuiten. Vindt u dit een van de belangrijkste kenmerken van uw werk?

Daar hoor ik niet over te oordelen, maar waarschijnlijk ligt die omschrijving zeer dicht bij de realiteit. Ieder mens probeert op zijn manier zijn doel(en) in zijn leven te bereiken, wat die ook mogen zijn. Gelukkig zijn, wordt dat genoemd. In de media krijg je de boodschap dat je alles in de hand hebt. Niets is minder waar, uiteraard. Als je de mens tot de essentie afpelt, zal dat noodlot, zoals je het noemt, de belangrijkste bron van angst blijven. Precies omdat je er niet omheen kunt, dat het op de loer ligt en ieder moment kan toeslaan. Of ook niet.

Uw laatste drie titels luiden: ‘Vermist’ (2001), ‘Verminkt’ (2004), en ‘Verdoemd’ (2006). Dit duidt op een zekere verwantschap. Wilt u deze toelichten?

Dat ze alledrie met VER- beginnen moet duidelijk maken dat ze, zonder een reeks te zijn, met elkaar te maken hebben. Laat ik er maar het epitheton ‘Een kroniek van de millennium wende” opplakken. De rode draad is dat de drie verhalen zich afspelen in de eerste jaren van de 21ste eeuw. In ‘Vermist’ was het basisthema de wilde jaren van de internetboom en het gevecht tussen die nieuwe generatie boomers en de oudjes en het pesten op het werk. Over de ontnuchtering nadat de zeepbel was gesprongen en de werkloosheid die welig tierde gaat het in ‘Verminkt’. En ‘Verdoemd’ heeft als thema de daaropvolgende jaren van complete onzekerheid en verwarring tegen een decor van constante angst, agressie, racisme en een opgelegde politieke correctheid’

Hoe lang hebt u gewerkt aan uw laatste boek? .

Erg lang. Zelfs naar mijn normen. Twee jaar, voluit. Ik wist wel vrij precies wat ik wilde vertellen, maar helemaal niet hoe. En nadat ik de personages had uitgezet en de eerste honderd bladzijden had geschreven, heb ik het manuscript eigenlijk vier keer herschreven. Telkens vanuit een ander vertelperspectief. Maar ik kwam nooit tot het resultaat dat ik wilde hebben. Zo heb ik het hele boek eens vanuit het perspectief van het minderjarige meisje Saffron geschreven, om dan na 200 pagina’s tot de conclusie te komen dat ik bezig was met het schrijven van een… adolescentenroman.
Maar op een dag zat ik in de auto – ik krijg de meeste, interessante ingevingen in de wagen - en vroeg me af waarom ik twee – kleinere - personages niet tot één – belangrijker - figuur zou versmelten. En: Tsjakkaa! Toen pas viel die hele puzzel plots netjes in elkaar en toen gulpte de tekst uit mijn tekstverwerker. Wel… als het ware, toch.

In ‘Verdoemd’ spelen een klein meisje en haar grootmoeder een belangrijke rol. De passages waarmee zij geïntroduceerd worden zijn in meer Vlaams getint dan andere passages uit het boek. Had u hiermee een bedoeling?

De manier waarop de grootmoeder hier praat, maakt het voor iedere Vlaming duidelijk welke leeftijd deze vrouw heeft en uit welke sociale klasse ze komt. Zonder dat ik alles daarenboven nog uitgebreid moet beschrijven. Maar het is misschien net iets lastiger voor Nederlandse lezers.
Ik vind dat dit in dialogen wel moet kunnen. Nu kun je bij Harper Lee of John Berendt of in gelijk welke Grisham ook direct horen (lezen) als een figuur uit het zuiden komt.
De ‘je, jij, jou en jouw’ moesten in Vlaanderen sinds 1965 al de ‘ge, gij, u en uw’ vervangen. Vandaag zijn die laatste er in de spreektaal ook nog altijd niet uit. Je en jij in de mond leggen van deze grootmoeder stond gelijk met een verkrachting van de authenticiteit.

In uw laatste boek nemen sommige personages het niet zo nauw met normen en waarden. Zegt het iets over de huidige samenleving?

Zoals eerder gezegd is normvervaging het onderliggende thema van het boek. Ik heb geprobeerd om een diepe, warme, menselijke relatie met al zijn hindernissen te projecteren tegen een maatschappij vol angst voor agressie, racisme, gebrek aan communicatie…
Zo hebben we vandaag de dag meer communicatiemiddelen tot onze beschikking dan ooit tevoren, met als summum de multifunctionele gsm met foto, film, televisie en o ja, ook nog de mogelijkheid om te telefoneren.
Maar wat blijkt? Alle personages in Verdoemd worden ermee geconfronteerd om te moeten kijken en luisteren naar het allerlaatste wat ze willen zien of horen.

In ‘Verdoemd’ en in andere boeken schrijft u over de gevaren van het verkeer. ‘Verkeersangst’ schijnt meer voor te komen dan men denkt. En toch stelt iedereen zich elke dag weer bloot aan deze gevaren. Hoe verklaart u dat?

Dat iedereen er zich iedere dag opnieuw weer aan bloot stelt heeft te maken met het feit dat je zonder auto gewoon niet bestaat. Descartes in een modern kleedje: ‘Ik heb een auto, dus ik ben.’ Maar een would-be moordenaar die er niets voor voelt om in een louche achterbuurt een handwapen te kopen, heeft toch een perfect wapen in de hand: zijn auto. En een misdaadauteur die verlegen zit om een agressieveling, hoeft maar in de auto te stappen en in de file om zich heen te kijken. Keuze genoeg.

Wat is uw favoriete personage uit ‘Verdoemd’? Waarom?

Mijn Saffron natuurlijk. Het is eigenlijk wel een lieverd. Maar ik kan echt niet vertellen waarom, want dan geef ik een hapklare brok van het verhaal weg.

In uw boek is misdaad geen ver-van-mijn-bed-show maar komt het in het dagelijkse leven van gewone mensen voorbij. Dat maakt het verhaal herkenbaar en dichtbij. Het dagelijkse leven wordt bijna ondraaglijk als je telkens weer stilstaat bij alle gevaren die er zouden kunnen zijn. Doe je dat wel, dan is een normaal leven bijna onmogelijk. Wat vindt u?

Volledig met u eens. Maar daarom bestaan er ook thrillers: om de angst te bezweren. Als je erover leest of er een film over ziet, zijn het gevaren die anderen ondergaan. ‘Misdaad is vreselijk om te ondergaan, maar zo fascinerend om naar te kijken.’ Dat zegt een van mijn personages in Verminkt. Door erover te lezen creëer je als het ware antistoffen tegen de angst.
Zo zegt iemand in Verdoemd: ‘Net zoals je gaat fluiten als je bang bent in het donker, kun je verhaaltjes verzinnen als je bang bent overdag.’

In ‘Verdoemd’ komt ook een bende misdadigers voorbij. Dat was overigens in ‘Verminkt’ ook het geval. Hebt u dit element bewust in de boeken ingebracht?

Ik wilde de relaties beschrijven tegen een decor van angst. Die angst komt voort uit wat? Het verkeer, de agressiviteit van mensen, maar ook uit onuitgesproken racisme. We moeten toegeven dat we bang zijn voor mensen met een kleurtje of gewoon mensen die er even anders uitzien. We moeten daar niet flauw over doen. Elke tijd heeft zo zijn favoriete bevolkingsgroep waar men bang voor is. Zo slaat de oude meter Wis de schrik om het hart: als Saffron maar niet met een Italiaan afkomt.
Als je een boek in Los Angeles situeert en je schrijft over racisme, dan kom je automatisch bij zwarten terecht. Als je een boek dichtbij Brussel situeert, kom je, wat racisme betreft automatisch bij de Marokkaanse gemeenschap terecht. Dan noem ik die ook bij naam en wil ik niet met alle geweld politiek correct zijn. Politieke correctheid in dit boek zou huichelachtig zijn.

Uw boek kenmerkt zich wederom door een razendsnel tempo waardoor de lezer het in een ruk wil uitlezen. Dit lijkt bewuste opzet. Klopt dat? Leest u dit soort boeken zelf ook graag?

Ik huiver van het cliché ‘in één ruk uitgelezen’. Als je twee jaar aan een boek hebt gewerkt, urenlang hebt gepeuterd aan één nuance in één zin, zodat je op de duur elke komma in je manuscript weet staan en men vertelt je dan dat men het gauw in een paar uur heeft weggelezen, dan krijg ik daarbij een dubbel gevoel. Enerzijds: prima, het verhaal boeit. Anderzijds: jammer want deze lezer heeft waarschijnlijk de helft van de nuances niet eens opgemerkt.
Het grootste compliment dat men mij kan maken is dat men een boek van mij met evenveel plezier een tweede keer heeft gelezen. En nieuwe dingen heeft ontdekt. Dat is zo een zonde van de tijd in deze druk-druk-drukke wereld waar elke minuut telt, dat het boek dan wel echt goed moet zijn.

Een ander kenmerk van uw boek is dat u de lezer verschillende keren op het verkeerde been zet. Een soort verrassing. Uiteraard hebt u deze wendingen bewust ingebracht. Lijkt het op het in elkaar zetten van een soort puzzel?

Dat is het voor mij ook. Ik werk namelijk erg chaotisch: ik schrijf een boek in scènes die ik voor me heb gezien. Pas achteraf, als de meeste scènes zijn uitgeschreven, schuif ik de scènes ook in elkaar tot het geheel dat de lezer dan voorgeschoteld krijgt.

Wat vindt u een grote ‘zonde’ in een misdaadroman?

Als verifieerbare feiten niet kloppen. Een misdaadroman staat of valt met de geloofwaardigheid. Je vraagt heel wat van de lezer: je geeft hem personages die je zelf hebt uitgevonden en je vraagt de lezer een verhaal te geloven dat je ook uit je duim hebt gezogen. Alleen als alle feiten die de lezer ook kent, ook kloppen, is die lezer bereid om in het verhaal mee te lopen.
Om het extreem te stellen: als ik in een misdaadverhaal lees dat men in Europa links rijdt met de auto, dan haak ik af. Maar een lezerspubliek bestaat niet alleen uit autobestuurders, maar ook uit slagers en bakkers en dokters en piloten en jonge moeders en actieve 50-plussers enz… Ik bedoel maar: ook voor hen moet alles kloppen!