Visserslatijn
Het lawaai van de straat wapperde als een felgekleurde
serpentine in de wind, en uit de roosters op het trottoir stegen
rook en stoom op als geesten uit de ondergrondse.’ Van zo’n
beginzin ga ik al direct een beetje zuchten. Ik vraag me dan af
of zo’n zin plots in het brein van een schrijver opwelt, of
dat je daar uren op zit te zwoegen. In het geval van Ellory, die
schijnbaar vijf jaar werkte aan zijn debuut, denk ik het laatste.
Jammer dat zo’n krampachtig gedrocht het resultaat is, wapperend
lawaai, kom nou.
Ellory houdt die toon verder
aan. De hoofdpersoon uit 'Schijnwereld', de dertigjarige Annie O’Neill,
heeft een boekwinkeltje in een achterafstraatje in Manhattan. ‘De
haveloze, versleten tweedehandse en naar schimmel ruikende boeken
vol ezelsoren stonden door elkaar, niets stond op alfabet.’
Ik weet dat Ellory het anders bedoelt, maar dat beeld trekt mij,
eersteklas boekenliefhebster, absoluut niet. Hoe vind je in godsnaam
iets terug in zo’n hoop muffe rommel? Wat zeg ik? Rommel?
Ellory noemt het ‘een kleine, geestelijk gezonde oase in de
achtertuin van bijna niemandsland’.
Tja, met zo’n hemelsbreed perceptieverschil
vanaf de eerste pagina’s had dit boek een lage kans om het
in mijn ogen goed te doen. Toch las ik dapper verder en kwam te
weten dat het leven van de dertigjarige Annie zich afspeelt tussen
haar flat en haar boekwinkeltje. Doordat haar vader stierf toen
zij klein was, heeft ze de man nooit gekend en haar moeder wou nooit
veel over hem vertellen. Daar draait het boek om: met behulp van
een oude man haar vaders verleden ontrafelen.
In het begin van het boek lees je dat de boekhandel oorspronkelijk
van hem was. Dat wordt verteld door die man die Annies vader nog
gekend heeft. Hij bezoekt de boekhandel, spreidt zijn armen ‘als
een visser die visserslatijn gaat spreken’ en zegt dan ‘Dit
was zijn droom. Hij leek niets meer te verlangen dan wat hij hier
bezat… behalve uw moeder, natuurlijk’. Annie krijgt
er de tranen van in haar ogen en de lezer weet: aha, de man was
boekhandelaar! Enkele pagina’s later vraagt iemand wat haar
vader deed. Annie raakt totaal in de war en Ellory schrijft: ‘Annie
probeerde zich iets te herinneren. Ze probeerde zich hem bij het
weggaan voor te stellen met een tas, of een reistas of zo, of een
uniform.’ Ja, zeg! Hij had een boekhandel, dom wicht!
Wat zegt u, details? Misschien wel, maar ik knap
er helemaal op af. Net zoals op het manuscript dat de oude man achterlaat.
Bij wijze van 'leesclub' wil hij dat manuscript samen met Annie
lezen en bespreken. Het heeft iets te maken met haar vader. Annie
en haar buurman lezen gezellig samen aan de keukentafel het manuscript
en Ellory neemt het integraal op in zijn boek, zodat je ook als
lezer deelgenoot wordt. Het gaat over een jongetje met een vreselijk
oorlogsverleden in Europa dat in Amerika opklimt tot machtig onderwereldfiguur.
Het manuscript grijpt Annie en de buur erg aan. ‘Niet meer,’
zei ze bijna fluisterend. ‘Ik geloof niet dat ik op dit moment
nog meer wil lezen.’ Omdat je als lezer het manuscript mee
leest, is deze reactie van Annie opnieuw een teleurstelling. Je
mag van, zelfs een enigszins muffe, boekhandelaarster toch literair-kritische
zin verwachten. Het manuscript gaat onder andere over het concentratiekamp
Auswitch en ieder weldenkend mens hoort zich voor eeuwig te herinneren
welke gruweldaden daar gebeurden. Als je die echter met een overvloed
aan seksuele details gaat beschrijven, dan wordt het ridicuul. ‘Kiel
sprak niet met haar, hij blafte tegen haar, hij beval haar op haar
knieën te gaan liggen, op haar rug, op haar buik. Hij sleurde
haar mee aan haar haar en trok vaak plukken uit haar hoofd waar
het weer over het brandmerk heen was aangegroeid…’ Als
die Kiel dan nog even beschreven wordt als ‘lang, brede schouders,
blonde haren, het prototype van de Gestapo en op seksueel gebied
onverzadigbaar’, dan weet je dat er ook nog wat schort aan
Ellroys research. Vandaar het verdict: laat in alle opzichten maar
zitten, dit boek.
|