De officiële Vlaamse benaming voor piloot is “vliegtuigbestuurder”.
Dat weet ik van een collega die voor de selectiecel van de overheid
werkte. Op een bepaald moment had hij een vacature voor een “vliegtuigbestuurder”.
Prompt diende zich een kandidaat aan die weliswaar nog nooit gevlogen
had, maar die zich perfect capabel achtte om na de landing de stuurknuppel
van de piloot over te nemen en het vliegtuig over de tarmac naar
de hangar te taxiën! Wat is een vliegtuig besturen anders?
Deze hilarische anekdote welde spontaan in me op bij het lezen van
"De Bloedzuiger" .
Het boek is hoofdzakelijk geschreven in
een erg bureaucratische stijl.
Een meisje wordt gewurgd met “een
snoerachtig wapen”. In een woonkamer hangen “decoraties
in de vorm van portretten”. “Van het najaar hadden we
nog een dubbele moordzaak die we tot een goed einde konden brengen”,
vertellen twee vrienden elkaar in een joviaal telefoongesprek.
Sommige
recensenten noemen deze stijl tijdloos, maar op mij maakt het een
oubollige, harkerige indruk.
Die stijl belemmerde mijn inleving
in het verhaal, omdat ik niet geloof dat mensen zo denken of praten,
en toch zeker niet allemaal tegelijk. Daardoor werden het geen echte
personen, maar bleven het stijve typetjes in een verhaal waar wel
meer niet strookte met mijn belevingswereld.
Wie staat nu een hele
middag in de keuken om één pan verse tomatensoep te
maken? Nee hoor, niet die trage huisvrouw maar toevallig wel de
dame die er even later in slaagt om, vertrekkende van nul, binnen
de minuut tevoorschijn te komen met drie dampende koppen koffie.
Dat lukt zelfs mijn Senseo niet.
Erg nadrukkelijke beschrijvingen
versterken dat stroeve taalgebruik. Het lijkt wel alsof Books de
lezer stijf aan de hand wil houden, zonder recht op eigen fantasie.
Nadat je in de spanning van het verhaal herhaaldelijk te horen kreeg
dat de zon inmiddels onderging, het dus donker werd en de tijd begint
te dringen, haasten twee rechercheurs zich met de auto naar een
afspraak. Dan kan je lezen: “Zijn bleke gezicht werd elke
keer verlicht als een tegenliggende auto met felle koplampen om
de bocht kwam”. Alsof ik bij ‘tegenliggers’ aan
Aliens met verstralers zou gedacht hebben.
Die officiële nadrukkelijkheid
weegt zwaar op de vlotte voortgang van het verhaal. Dat wordt bovendien
nog af en toe onderbroken voor lesjes streekgeschiedenis. Doet een
verdachte een donkergroen geverfde deur open, voor we horen wat
hij te zeggen heeft, moeten we ons willens nillens door een uitleg
over Napoleonhuizen en kasteelvrouwen wurmen. Niet oninteressant
hoor, maar wel enigszins misplaatst in de verwachtingsboog.
Dezelfde
krampachtigheid vond ik bij de karakters terug.
Hoofdpersonage rechercheur
Petersen is een man van wie het morele gezag buiten kijf staat.
Dat gegeven brengt Books niet losjes aan in de loop van het verhaal,
maar dat wordt er met stichtende voorbeelden ingedramd. Eten weggooien
doe je niet! Vrienden aangeven doe je niet! Daar is Petersen heel
erg duidelijk over.Inmiddels ben ik ook wel duidelijk. Marco’s
tweede thriller kreeg me niet in de ban.
Hoofdoorzaak is de –voor mij!- niet door te komen stijl. Ik
ben me er van bewust dat recensies persoonlijk zijn en dat onder
de mijne al heel wat enthousiaste meningen neergepend werden.
Daar
ben ik blij om, want uiteindelijk wens ik Marco, een gewaardeerde
collega-recensent, een succesvolle schrijverscarrière. Persoonlijk
denk ik niet dat 'De Bloedzuiger' daaraan gaat bijdragen, maar gelukkig
denken anderen daar anders over. |