Håkan Nesser –De man zonder hond (2012) ****

De familie Hermansson, vader Karl-Erik (“Een pedagogische hoogvlieger”), moeder Rosemarie ( “63-jaige handwerklerares” maar nu sinds twee dagen “gelukkig gepensioneerd”), zoon Robert, mislukt schrijver (“Robert de Rukker”), dochters Ebba, chirurg (“Een grootheid en een mysterie”) en Kristina, schrijfster van TV-scripts (“Ontevreden jonge bitch met grootheidswaanzin”), heeft een kleine familiebijeenkomst.
Karl-Erik is 65 geworden. Dochter Ebba op dezelfde dag veertig.
Ook Ebba’s man Leif (“supermarktmanager”) en hun zoons Henrik ( “Super-Henrik”) en Kristoffer (“De Zondaar”), en Kristina’s man Jakob, TV-producent (“routineus charmeur”) en hun zoon Kelvin (“Het absolute nulpunt”, een kind met zo’n naam) zijn aanwezig.
De familie Hermansson is geen hechte familie. Bovenstaande omschrijvingen geven al aan dat er van alles en nog wat speelde en speelt tussen de familieleden onderling.

Als dan aan het eind van de eerste dag Robert spoorloos verdwijnt en de dag daarop Henrik, breekt een langdurige periode aan van onzekerheid en mislukte zoektochten, waarbij de inmiddels ingeschakelde inspecteur Gunnar Barbarotti (Zweedse vader en Italiaanse moeder) uit wanhoop het af en toe met God op een akkoordje probeert te gooien.
Barbarotti is vasthoudend, en dat is in deze zaak wel nodig ook. Het duurt heel lang voordat hij enigszins het gevoel krijgt dat hij er greep op krijgt. Hij werkt enerzijds intuïtief, anderzijds met gestructureerde lijstjes. Hij een goed ondervrager (“In elk geval de beste van Zweden, of in elk geval van West-Zweden”). Het digitale werk laat hij liever aan een collega over.
Verder is hij gek op zijn dochter die bij hem woont.

Nesser is een verteller meer nog dan een schrijver: aan alles kun je als lezer merken dat hij het plezierig vindt om een verhaal te vertellen. Hij draait erom heen, bekijkt een en ander nog eens van een andere kant, laat één lijntje vallen en pakt een andere draad weer op, schijnbaar moeiteloos, en komt 20 bladzijden later even moeiteloos –naar het schijnt- weer terug op het eerste lijntje. Hij schept er genoegen in om de point uit te stellen. En als dan eindelijk, aan het eind van het verhaal, al die lijntjes bij elkaar komen, blijkt hoe mooi hij het heeft gecomponeerd.

Maar waarom het boek nu juist ‘De man zonder hond’ heet?