Arnaldur Indriðason, Doodskap (2011) *** vanaf 28 april in de boekhandel

Waar is Erlendur Sveinsson?
In het vorige boek van Indriðason, Onderstroom (2010), was inspecteur Erlendur naar de Oostfjorden, zijn geboortestreek. Eigenlijk wist niemand precies wat hij daar ging doen en hoe lang hij weg zou blijven.
Was in Onderstroom Erlendur’s collega Elínborg de hoofdpersoon, in Doodskap is dat Sigurður Óli (ook wel Siggi, zijn roepnaam waar hij een grote afkeer van heeft).

Wat zich in Onderstroom al aankondigde, wordt in Doodskap realiteit: de relatie van Sigurður Óli met zijn vriendin Bergþdóra loopt af. De altijd realistische en doelgerichte Sigurður Óli, althans zo ziet hij zich zelf, vraagt zich af of hij Bergþdóra niet te snel heeft laten gaan.
Ondertussen heeft hij zijn handen vol aan de moord op een jonge vrouw, en kruist een alcoholistische zwerver zijn pad.
Het onderzoek naar de moord raakt mensen in zijn eigen vriendenkring. Daardoor vraagt hij zich regelmatig af of hij op de goede weg zit. Het wordt hem duidelijk dat er veel meer achter zit: het grote geld dat de ‘Vikingen’ van IJsland vanuit hebzucht tot zelfverrijking heeft geleid, speelt een grote rol.
Tegelijkertijd vraagt de zwerver zijn aandacht. Wat wil het stukje film dat hij in handen krijgt, hem zeggen?

Indriðason is (opnieuw) in staat om een onderhoudend verhaal te schrijven.
Toch blijven beide verhaallijnen, het grote geld en het verhaal van de zwerver, min of meer los staan van elkaar. Of het zou moeten zijn dat hij het contrast van beide IJslandse werkelijkheden wilde beschrijven. Dat is hem gelukt, maar meer dan twee werelden naast elkaar wordt het niet.
Daarnaast blijft Sigurður Óli voor mij toch wat vlak. Lukte het Indriðason in Onderstroom om Elínborg reliëf te geven, een ‘echte’ persoon van haar te maken, in Doodskap is hij er m.i. minder in geslaagd om de persoon van Sigurður Óli verdieping te geven.
En waar is Erlendur?, vraagt het politieteam zich in Onderstroom al af.
En nu opnieuw: waar is Erlendur? Ik mis hem.